Het Guillain Barre-syndroom is een ernstige aandoening waarbij het lichaamseigen immuunsysteem het perifere zenuwstelsel begint aan te vallen. Het komt vrij zelden voor:** jaarlijks worden slechts zo'n 1.200 gevallen gediagnosticeerd, waarvan de meerderheid bij volwassenen tussen de 30 en 50 jaar oud is. Hoewel de oorzaak van Guillain-Barre nog niet is vastgesteld, treedt de ziekte in de meeste gevallen op na een een ziekte veroorzaakt door bacteriële of virale infecties die mogelijk als katalysator voor het syndroom hebben gefunctioneerd.
De diagnose van Guillain-Barre is over het algemeen gebaseerd op de herkenning van de meest voorkomende symptomen, die meestal beginnen in de voeten en handen van de patiënt voordat ze zich uitbreiden naar andere delen van het lichaam, namelijk de armen en benen. Patiënten kunnen enige pijn, gevoelloosheid of tintelingen ervaren, gevolgd door zwakte in de aangetaste spieren en coördinatieproblemen, wat leidt tot problemen bij het bewegen en rondlopen zonder hulp. Beide kanten van het lichaam worden over het algemeen in gelijke mate getroffen en de symptomen zullen in de loop van enkele dagen waarschijnlijk steeds erger worden.
Het grootste probleem bij de diagnose van het Guillain Barre-syndroom is dat de symptomen vaak sterk lijken op de symptomen die verband houden met andere aandoeningen die verband houden met de hersenen of het zenuwstelsel. De symptomen kunnen ook variëren van patiënt tot patiënt, waardoor de diagnose nog moeilijker wordt.
Iedereen die symptomen ervaart die vergelijkbaar zijn met die geassocieerd met Guillain-Barre, waaronder spierzwakte, pijn of verlamming na een virale of bacteriële infectie, moet zijn arts raadplegen voor onderzoek. Hoewel een huisarts mogelijk een diagnose kan stellen op basis van onderzoek en bespreking van de symptomen, is het waarschijnlijk dat de patiënt voor specifieke tests naar het ziekenhuis moet worden gestuurd.
Er zijn twee hoofdtests uitgevoerd om te detecteren of het Guillain Barre-syndroom de oorzaak is van de symptomen van een patiënt.
De eerste is een EMG-test of elektromyografie. Dit test de effectiviteit van de spieren door hun activiteitsniveau te registreren wanneer er een fijne naald in wordt gestoken. Bij het Guillain Barre-syndroom reageren de spieren mogelijk niet goed. Ook wordt de werking van de zenuwen getest door met een elektrode de zenuwen een schok te geven. Als ze traag reageren, kan dit erop wijzen dat Guillain-Barre de oorzaak van het probleem is.
Een andere test die vaak wordt gebruikt om de aandoening te detecteren, is een lumbaalpunctie. Dit is een procedure waarbij een naald in een ruimte in de onderrug wordt ingebracht. Voordat deze procedure wordt uitgevoerd, wordt plaatselijke verdoving gebruikt. Deze test wordt gebruikt om het aantal cellen in het hersenvocht te meten en hoe hoog de eiwitniveaus zijn. Dit geeft aan hoeveel ontsteking er aanwezig is en helpt ook om andere oorzaken van de symptomen uit te sluiten.
Zodra bij een patiënt het Guillain Barre-syndroom is vastgesteld, wordt hij gedurende enkele weken of maanden in het ziekenhuis behandeld totdat de aandoening verdwijnt.